Ergens gaandeweg mijn prille bestaan ben ik begonnen met vechten tegen voelen. En dan vooral het vechten tegen het voelen van narigheid. Vanaf het moment dat ik me hiervan bewust werd, zo’n kleine 5 jaar geleden, begon mijn speurtocht naar de oplossing. Op zoek naar het zogenaamde licht aan het einde van die tunnel. In mijn hoofd visualiseerde ik vaak een dikke tevreden Boeddha op een mooie grote berg, die rustgevend zat te stralen. Glimlachend. Zen. Compleet. Dat was mijn doel. Vrolijk relaxed zitten stralen. Maar hoe kwam ik op die berg? Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. Daar was het een en ander voor nodig. Althans, zo dacht ik.

Ik was er onbewust van overtuigd dat ik heel wat obstakels moest overwinnen om überhaupt in de buurt te komen van mijn felbegeerde doel. Wederom een woord dat me belemmerde… felbegeerd. Ik wilde zo graag die staat van complete rust en kalmte bereiken, dat ik krampachtig probeerde om alle onrust die ik voelde uit te schakelen. Wat zeg ik? Te vermoorden. Te smoren. Te vermijden en ontwijken. Ik rende hard weg van alle mogelijke vormen van onrust, totdat mijn voeten het letterlijk niet meer konden bijbenen. De schaduw waaraan ik probeer te ontsnappen werd alsmaar groter en meer beladen. Mijn schaduw bevatte vooral donkere duisteren gevoelens. Zware en zwarte gedachten. Narigheid. In alle vormen. Negatieve prikkels die ervoor zorgde dat ik paniek kreeg. Die mijn angsten voedde. Die vervolgens weer voor angst voor de angst zorgde. Kleine angsten, grote angsten, realistische angsten, onrealistisch angsten.

Rennen naar het licht heeft weinig zin als je niet bereidt bent je schaduw mee te nemen. Langzaam werd ook ik steeds meer bewust van dit gegeven. En zag ik in dat rennen niet hielp. Ik had ineens geen haast meer. Ik kon weer op adem komen. Ik kon wandelen in plaats van rennen. Ik hoefde geen grote sprongen te maken, ik mocht ook kleine stappen zetten. En bij elke stap, volgde mijn schaduw me. Ik zag in, dat op het moment dat ik mijn schaduw toeliet, ik rust en kalmte ervoer. Dat ik zelfs in het midden van grote uitdagingen kon blijven ademhalen. Kon blijven voelen. Bij en met mijn gedachten kon zijn. Samen met mijn schaduw. Met “angst” op mijn schoot en “paniek” aan mijn arm, kon ik relaxed zijn. Aha!

Ik geloof dat dat het moment was waarop ik realiseerde dat mijn beeld van die Boeddha op die hoge berg niet meer reëel was. De staat waarin ik wilde verkeren was immers veel dichterbij. Die staat droeg ik mee, van binnen, overal waar ik ga of sta. Daarvoor hoefde ik geen bergen te beklimmen. Het enige wat voor mij telde in de weg naar deze staat was het vertrouwen om mijn gevoelens ruimte te geven. Ruimte voor mijn schaduw. Gevoelens willen gevoeld worden. Gehoord, gezien en gedragen.

Gedragen in plaats van genezen

Gezien in plaats van genegeerd

Gevoeld in plaats van onderdrukt

Share this story

COMMENTS Expand -
ADD A COMMENT

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *